Lucré van Putten over haar fascinatie voor kinderen en kinderwerk
Ze is een sandwichkind, maar zat nooit klem. Ze voelde zich in het gezin waar ze opgroeide veilig, gewenst en geaccepteerd. Haar liefdevolle ouders zorgden voor een ontspannen godsbesef. De verplichte rokken op school en het ontbreken van een televisie thuis deden daar niets aan af. De rust en geborgenheid die ze zelf ervaart, gunt missionair kinderwerker Lucré van Putten uit Amersfoort iedereen en vooral kinderen.
,,Ik ben opgegroeid in een warm gezin met een broer boven me en een zus onder me. We gingen naar de Gereformeerde Gemeente. Op mijn twaalfde zijn we hervormd geworden. Ik heb een mooie combi van geloven van mijn ouders meegekregen. In de eerste plaats de heilige God die je niet voor je karretje kunt spannen. En aan de andere kant de hervormde inbreng van Gods onvoorwaardelijke liefde.’’
De liefde voor kinderen is langzaamaan gegroeid. ,,Het was nooit mijn droom om met kinderen te werken. Ik heb nooit gedacht aan de pabo of de kinderopvang. En grappig genoeg heb ik zelf nooit op een club, zondagsschool of meisjesvereniging gezeten. Bij de gymnastiekvereniging hing ik huilend in de ringen. Daar heeft mijn moeder me maar weer afgehaald. Ik zat wel op het kinderkoor van de Gereformeerde Gemeente. Hoe het kwam dat ik daar wel op wilde, weet ik niet. Toen we hervormd werden, was het vanzelfsprekend dat ik van koor afging.’’
Van Putten draaide als tiener mee in de leiding van het kinderwerk. Later deed ze ook evangelisatiewerk op de camping en in de stad. Haar fascinatie voor kinderwerk ontstond tijdens haar werk bij de Windroos, de toenmalige jongerentak van de IZB. ,,Het viel me op dat er zo weinig visie is voor buitenkerkelijke kinderen en dat er slecht gecommuniceerd wordt met buitenkerkelijke kinderen. Er wordt heel kerkelijk tegen buitenkerkelijke kinderen gepraat. Er zijn heel veel aannames in de kerk. We nemen aan dat buitenkerkelijke kinderen wel weten wie God is en dat ze wel eens van Jezus hebben gehoord. Kinderen op De Vuurvogel, een protestants-christelijke basisschool waar ik workshops geef, weten het vaak niet. Ze zeggen meestal niet ‘Bidden is praten met God’ of ‘De Bijbel is het boek van God’. In de kerk wordt nogal eens gedacht in ‘wij’ en ‘zij’. ‘Wij’ die binnen zijn en ‘zij’ die buitenstaan. ‘Zij’ die buitenstaan, mogen binnenkomen, maar ‘zij’ moeten een stap zetten. Ik kan me er niet op laten voorstaan dat ik geloof. Wij leven allemaal van diezelfde bak genade. Daarom wil ik met mijn potjes in de missionaire modder staan.’’ Toen Van Putten met buitenkerkelijke kinderen en moslimkinderen ging werken, ontstond naast de belangstelling voor de opzet van kinderwerk ook de fascinatie voor kinderen zelf.
Was je zonder geloof ook zo gedreven?
,,Ik denk het niet. Ik heb echt een missie, maar evangelieverkondiging is meer dan de boodschap van Jezus neerkwakken en hopen dat die landt. Het feit dat kinderen in contact met een christen komen, is al waardevol op zich. Ik ben ervan overtuigd dat je ook kunt knutselen bij de gratie Gods. Zonder dat je meteen expliciet over Jezus praat, zonder dat kruis en opstanding aan de orde komen, kun je laten zien wat een leven als christen inhoudt. Ik heb wel eens meegemaakt dat we aan het knutselen waren en een kind opeens vroeg: ‘Hoe weet je zeker dat God bestaat?’ Ik zie kinderen niet als bekeringsobjecten. Ik denk niet: nu zit ik op De Vuurvogel, nu ga ik zieltjes winnen. Die term alleen al vind ik verschrikkelijk. Kinderen krijgen zoveel aangeboden. Ook op het gebied van geloven. Mijn passie is dat ze in elk geval Jezus als optie daartussen hebben. Ik wil ook nog laten zien dat Jezus de beste optie is uit alles wat je kunt kiezen.’’
En in de kerk?
,,We hebben een generatie te winnen en dus ook te verliezen voor Christus. Het kost, gezien de kerkverlatingscijfers, blijkbaar niet veel moeite om je geloof te verliezen. De kerk is in de praktijk vaak een kerk van volwassenen, terwijl het een gemeenschap zou moeten zijn van álle heiligen die God apart heeft gezet. Tieners en kinderen moeten en mogen een even grote plek innemen als volwassenen. Ik vind het zorgelijk als gemeenten zeggen dat ze geen kindernevendienst willen omdat dat onrust geeft. Dat vind ik een miskenning van de Schepper die kinderen gemaakt heeft zoals ze zijn: beweeglijk, rondjes rennend en onrustig. Ook kinderen vertegenwoordigen een deel van het beeld van wie God is. Ik heb heel veel geleerd toen ik een aantal jaren geleden naar Engeland mocht. In de Sint-Barnabaschurch in Londen Noord hebben ze drie fulltime kinderwerkers in dienst. Ze houden dubbele kinderdiensten met een preek, collecte en voorbede. Daar gaan ze ervan uit dat er een kind naar de kerk komt en er een volwassene meekomt in plaats van andersom. Toen is er een knop bij me omgegaan.
Waarom is de volwassene altijd de norm in de kerk? Bij Jezus is dat ook het kind. Als de cijfers zo liggen dat rond het twaalfde levensjaar het beslismoment, bewust of onbewust, valt om door te gaan met geloven, kunnen we het ons niet permitteren om in het pluche te blijven zitten en alleen geestelijk op onszelf gericht zijn. En dan moet het niet alleen over Bijbelkennis gaan, maar over vragen als: Hoe kunnen we kinderen in deze tijd weerbaar maken? Hoe leren we ze de geesten onderscheiden en de relevantie van geloven? Ik riep een keer tegen kinderen ‘Jezus is uit de dood opgestaan. Dat moet je geloven.’ Wat kunnen kinderen met zo’n dogma? Waar raakt zo’n verhaal mijn leven? Pas als het voor mij relevant wordt, kan ik die relevantie aan kinderen laten zien.’’
Wat is de relevantie van Jezus’ opstanding dan voor jou?
,,Het raakt mij dat mijn identiteit uiteindelijk in Christus ligt. Stuart Townend zingt ‘Oh, to see my name written in the wounds’. Ik ben niet snel emotioneel bij liedjes, maar ik schiet standaard vol als ik dit lied hoor. Dat is de bodem onder mijn bestaan. Ik hoef niet te presteren. Ik hoef geen naam te maken. Het draait niet om mij, ik ben gekend bij God. Geloven lijkt zo haaks te staan op de realiteit en toch, doordat Jezus is opgestaan, geloof ik dat God realiteit is. Het is zoeken. Ik verloor een neefje toen hij nog maar dertien maanden was. Hij had een meningokokkeninfectie en was binnen een paar uur overleden. Ik heb me heel lang afgevraagd waarom mijn hemelse vader de andere kant opkeek toen hij stierf. Tegelijk kom ik toch ook weer bij God uit. Mijn neefje is bij God geborgen, maar waarom kon hij niet langer bij mijn zus en zwager blijven? Ik zag het verdriet van mijn ouders en de radeloosheid van mijn zus. Ik had altijd al een sterk verlangen naar de wederkomst. Dat is sterker geworden. En ik vraag me ook af hoe het kan dat mensen zeggen ‘Ach, Jezus mag nog wel even wegblijven’?’ Daaraan erger ik me soms, maar misschien is dat hoogmoed.’’
Misschien hopen ze dat geliefden nog tot geloof komen?
,,Dat er nog zoveel mensen zijn die God niet kennen, vind ik vaak een slecht gebruikt excuus. Als we zo bewogen zijn met mensen die God nog niet kennen, waarom blijven we dan zitten waar we zitten? Hoe kun je accepteren dat we in een gebroken wereld leven waar mensen lijden en gemarteld worden?’’
In de Gereformeerde Gemeenten zijn de preken moeilijk en lang. Waar werd je geestelijk gevormd?
,,Misschien ben ik een laatbloeier. Ik ben als tiener vaak naar themadagen en conferenties van de Windroos geweest. Daar heb ik veel van geleerd. Mijn ouders zijn de eersten die me over Jezus hebben verteld. Daarvoor ben ik ze ontzettend dankbaar. Thuis lazen we uit de kinderbijbel. We bespraken de vragen die erbij stonden aan tafel. En mijn ouders hebben veel voor ons gebeden. Maar ook de reformatorische lagere school is belangrijk voor me geweest. We kregen elke dag een uur Bijbelonderwijs. Het geloof werd op school ongelooflijk serieus genomen. Het was erop of eronder, de hemel of de hel. Toen ik zelf bij de Windroos ging werken, was het vooral Pim Kalkman die me geestelijk op een ander spoor zette. Van hem heb ik anders naar buitenkerkelijken leren kijken. Gods Geest wil ook in hen aanwezig zijn. Ik had hoogmoed in me, vond het dom als je niet geloofde. Ik ging me realiseren dat ik alleen maar veel geluk heb gehad dat God naar me heeft omgezien. Waarom ik wel en die ander niet? Via de Windroosactiviteiten leerde ik radicaliteit voor Jezus, keuzes maken en gehoorzaam zijn aan God.) Het hoogste westerse doel is persoonlijk geluk, we willen dat geloven in God iets oplevert. Geloven in God is een goed leven, niet per definitie een gelukkig leven.’’
Het klinkt alsof je met minder genoegen neemt.
,,Nee, want met God neem je nooit met minder genoegen. Het is het allerbeste wat me is overkomen.’’ Kerkelijke ouders zetten zich vooral in voor hun eigen kinderen. Stoort je dat? ,,Ik ben niet getrouwd. Dat is zo gelopen. Wie weet, komt een gezin nog op mijn pad. Ik kan dus moeilijk een oordeel geven over ouders. Ik snap wel dat je met je kinderen meegroeit. Als je een baby hebt, pas je op. Als je een tiener hebt, draai je mee in het tienerwerk. Maar ik kan me niet voorstellen dat ouders hun kinderen bij de nevendienst tussen de deur doorschuiven en zeggen ‘veel succes, ik moet in de kerk zijn, want ik moet aan mijn trekken komen’. De kerkdienst is een middel om je geloof te onderhouden, geen doel op zich. Het gaat erom dat kinderen een volgeling van Jezus worden. Als je tijdens de kindernevendienst met kinderen over Jezus praat, is dat voor hen de kerk. Voor kinderen op een missionaire club is de club de kerk.’’
Wat ontroert jou in kinderen?
,,De manier waarop ze naar de wereld kijken. Ze nemen de dingen zoals ze in elkaar zitten. Je ziet aan kinderen hoe ze zich voelen. Ze dragen geen masker. Misschien bedoelt Jezus dat met worden als een kind. Onbevangen met God omgaan en jezelf zijn. Dat we ons gedragen zoals we ons voelen. Als ik een kind een reprimande geef, weet ik hoe dat voelt. Als een kind er alleen voor staat, kan ik me daarin verplaatsen. Kinderen leren me zo basaal mogelijk te vertellen wie Jezus is. Kinderen stellen onbevangen vragen. Geloof jij in geesten? Heeft God wel eens tegen jou gepraat? Hoe klinkt zijn stem dan? Heeft God mijn opa doodgemaakt? Wil je aan God vragen of hij goed voor mijn goudvissen zorgt? Uiteindelijk zijn volwassenen verlegen met deze vragen, omdat het hun vragen ook vaak zijn. Wat buitenkerkelijke kinderen nog nooit gedaan hebben, is mij vragen naar het lijden. Ze verklaren het: oorlog wordt gevoerd door mensen en er gaan mensen dood omdat het anders te vol wordt op aarde. Ze willen wél weten hoe God kan bestaan als ze hem niet zien en hoe ze hem kunnen ervaren. Kinderen leven in een beleef- en beeldcultuur. Alles is visueel. Ik geloof in de kracht van Bijbelverhalen en het woord van God. Je kunt het visueel ondersteunen. Neem een aardappel mee bij het verhaal van de verloren zoon. Hij had zo’n honger dat hij wel zo’n schil wilde eten.’’
Heb je zelf ook je zintuigen nodig om te geloven?
,,Ik dacht altijd van niet. Maar het is wel zo. Ik heb andere mensen nodig die mij op de been houden. Ik heb het avondmaal nodig. Ik proef. Zoals ik het brood vermaal, zo is Jezus vermalen door gekte van mensen, door een uitzinnige menigte die geen zin meer in hem had. Dat deed hij voor mij.’’
Je hebt een kaakoperatie ondergaan. Heb je het er als kind moeilijk mee gehad dat je er anders uitzag?
,,Nee, ik had mezelf geaccepteerd. Ik heb een kaakoperatie gehad toen ik 25 was. De stand van de kaken moest worden gecorrigeerd. Ik had een wijkende kin en kreeg last van kaakslijtage. Ik merkte dat mensen na de operaties anders tegen me deden, terwijl ik dezelfde Lucré was gebleven. Vlak na de operaties zag ik er heel raar uit. Ik weet nu hoe vernederend het is als mensen je behandelen alsof je niet goed bent. En ik ben me ervan bewust dat mooie kinderen vaker op schoot genomen worden en meer aandacht krijgen dan minder mooie kinderen.’’
Wat is je droom?
,,Kinderevangelisatie komt niet in de Bijbel voor. De Bijbelse lijn is dat ouders hun kinderen over God vertellen. Zíj vertellen het weer aan hún kinderen. Mijn verlangen is dat er een nieuwe generatie komt die Jezus kent en het hun kinderen weer zal vertellen. Persoonlijk probeer ik me niet druk te maken voor de dag van morgen.’’
Je hebt wat te vertellen, toch blijf je liever op de achtergrond. Waarom?
,,Als ik voor een groep spreek, ben ik in functie en heb ik controle. Er is dan altijd een professionele afstandelijkheid. Als het over mij gaat, voel ik me ongemakkelijk. God heeft me talenten gegeven en ik ben door zijn genade in het kinderwerk gerold, maar het draait niet om mij. God hoort in het middelpunt. Dat is een gevecht. Als ik bid, is het snel mijn lijstje, maar ik wil afstemmen op wat God wil. Ik houd van kleinschaligheid en persoonlijk contact. Ik wil mensen bemoedigen en aanmoedigen. Dat vind ik ook moeilijk. Mensen willen altijd gevoed worden. Maar wie voedt mij dan? Misschien is het zover dat ik andere mensen geestelijk moet leiden. Maar wie ben ik dat ik dat kan?’’
Stel dat God je wel in de schijnwerpers plaatst.
,,Tja… dat zou ik niet leuk vinden.’’